Aanvullend scholingsprogramma voorbehouden handelingen ten behoeve van de overgang naar het specialisme AGZ
  • Home
  • Algemene achtergrondinformatie
  • Voorbehouden handelingen
  • Doelstelling
  • Vrijstellingen
  • Inhoud programma chronische zorg
  • Inhoud programma preventieve zorg
  • Cursusinformatie en inschrijving
  • Aanleveren certificaat BLS
  • Docenten
  • Contact
  • Aanvragen verklaring hoofdopleider
  • Home
  • Algemene achtergrondinformatie
  • Voorbehouden handelingen
  • Doelstelling
  • Vrijstellingen
  • Inhoud programma chronische zorg
  • Inhoud programma preventieve zorg
  • Cursusinformatie en inschrijving
  • Aanleveren certificaat BLS
  • Docenten
  • Contact
  • Aanvragen verklaring hoofdopleider
Search by typing & pressing enter

YOUR CART

Picture

Korte inhoud van het scholingsprogramma preventief


Het scholingsprogramma voor verpleegkundig specialisten preventieve zorg bestaat, naast voorbereiding, uit lesprogramma van 3 aaneengesloten dagdelen. Details omtrent het progamma worden voorafgaand aan de scholing verzonden. Het lesprogramma bevat de volgende onderdelen:

A.        Electieve cardioversie en defibrilleren
Met electieve cardioversie wordt bedoeld het (electief) toedienen van een gesynchroniseerde elektrische shock aan een persoon met hartritmestoornissen middels een defibrillator. Bij defibrilleren wordt in een acute situatie een niet-gesynchroniseerde shock toegediend bij een persoon die niet bij bewustzijn is. Beide behandelingen hebben tot doel de hartritmestoornis om te zetten in een elektrisch normaal functioneel hartritme. 

Doelgroep:
  • verpleegkundig specialisten preventieve zorg
 
Bijeenkomst:             4 uur (exclusief voorbereiding, inclusief toetsing)
Voorbereiding:          4 uur
 
Leerdoelen:
de verpleegkundig specialist
  • heeft kennis van de anatomie en (elektro-)fysiologie van de prikkelvorming en geleiding van het hart;
  • heeft kennis van de begrippen als depolarisatie en repolarisatie;
  • heeft kennis van de hartcyclus;
  • heeft kennis van de elektrocardiografische registratie van de hartcyclus;
  • heeft kennis van de theorie van het maken van een ECG;
  • heeft kennis van de oorzaken, verschijnselen en complicaties van atriumfibrilleren,  atriumflutter, supraventriculaire tachycardie, ventrikeltachycardie en ventrikel fibrilleren;
  • heeft kennis van de behandeling van deze ritmestoornissen;
  • kan deze ritmestoornissen op het ECG herkennen;
  • heeft kennis van de indicatie, werking en complicaties van elektrische cardioversie;
  • heeft kennis van de indicatie, werking en complicaties van defibrilleren;
  • kan benoemen welke informatie in voorbereiding, bij uitvoering en in nazorg bij defibrillatie of cardioversie relevant is voor de patiënt en zijn omgeving;
 
Voorbereiding:
Gezien de relevantie van kennis en vaardigheden van reanimatie bij deze voorbehouden handeling is het voor deelname van de scholing verplicht een certificaat basic-life support met automatische externe defibrillatie (AED) volgens de normen van de Nederlandse Reanimatieraad te overleggen. Dit certificaat mag op de scholingsdatum niet ouder zijn dan 2 jaar. Dit valt buiten de voorbereidingstijd maar is voorwaardelijk.

De deelnemer ontvangt uiterlijk 6 weken voor aanvang van de scholingsdatum literatuur gericht op de leerdoelen en op begripsvorming van bevoegdheid/bekwaamheid en neemt deze ter voorbereiding door.
 
Werkvorm:       
Interactief werkcollege aan de hand van praktijkgerichte casuïstiek waarbij anatomie en pathofysiologie bij de
bespreking van de casuïstiek wordt behandeld.

Toetsing:          
  • 100% aanwezigheid is verplicht;
  • multiple choice kennistoets volgens toetsingskader Hogeschool Utrecht;
  • de deelnemer ontvangt na positieve afronding van de scholing een bewijs van deelname en een verklaring MANP hoofdopleider.
 
Accreditatie:    
Dit aanvullend scholingsprogramma telt mee in het kader van de herregistratie als verpleegkundig specialist. Zie voor details informatie op de website van het RSV.  
​

B.     Heelkundige handelingen
Onder heelkundige handelingen verstaat de Wet BIG handelingen, liggende op het gebied van de geneeskunst, waarbij de samenhang van de lichaamsweefsels wordt verstoord en deze zich niet direct herstelt. Hieronder vallen onder andere kleine chirurgie, grote chirurgie, biopsieën, curettages, het aanleggen van een tractie, bepaalde vormen van laserbehandelingen (Dute et al, 2009).  Vanuit deze ruime definitie en de daarbij behorende variatie in de dagelijkse praktijk van de verpleegkundig specialist is in een expertmeeting vastgesteld dat voor de verpleegkundig specialist voor elke heelkundige handeling kennis van de huid, wonden en wondgenezing essentieel is. Dit onderdeel van de scholing richt zich daarom op bovengenoemde leerdoelen.    

Doelgroep:
  • verpleegkundig specialisten preventieve zorg (~50)
 
Bijeenkomst:       2 uur (exclusief voorbereiding)
Voorbereiding:    2 uur

Toetsing:           
De onderdelen heelkundige handelingen, puncties, katheterisaties, endoscopie worden tegelijk getoetst na afronding van de bijeenkomsten.
 
Leerdoelen:
de verpleegkundig specialist
  • heeft kennis van de anatomie en fysiologie van de huid met name:
    • de bouw van de huid;
    • de vascularisatie van de huid;
    • de pigmentvorming;
  • heeft kennis van de  indeling van wonden met name:
    • de indeling naar diepte, verloop, oorzaak en soort;
  • heeft kennis van de verschillende classificatie methoden;
  • heeft kennis van de verschijnselen en complicaties van een wond ;
  • heeft kennis van het verloop van de wondgenezing;
  • weet hoe de primaire en secundaire wondgenezing verloopt;
  • heeft kennis van de factoren , die de wondgenezing beïnvloeden;
  • heeft kennis van de diagnostiek van wonden;
  • heeft kennis van de algemene wondbehandeling;
  • heeft kennis van de specifieke wondinfecties;
  • heeft kennis van de oorzaken, indeling, verschijnselen, diagnostiek en behandeling van brandwonden;

Voorbereiding:
De deelnemer ontvangt uiterlijk 6 weken voor aanvang van de scholingsdatum literatuur gericht op de leerdoelen en op begripsvorming van bevoegdheid/bekwaamheid en neemt deze ter voorbereiding door.
 
Werkvorm:       
Interactief werkcollege aan de hand van praktijkgerichte casuïstiek waarbij anatomie en pathofysiologie bij de bespreking van de casuïstiek wordt behandeld.  

Toetsing:          
  • 100% aanwezigheid is verplicht;
  • multiple choice kennistoets volgens toetsingskader Hogeschool Utrecht;
  • de deelnemer ontvangt na positieve afronding van de scholing een bewijs van deelname en een verklaring MANP hoofdopleider.
 
Accreditatie:    
Dit aanvullend scholingsprogramma telt mee in het kader van de herregistratie als verpleegkundig specialist. Zie voor details informatie op de website van het RSV. 

 
C.     Puncties
Een punctie is een handeling waarbij met een holle naald weefsel of vocht uit het lichaam wordt weggehaald. Bij inventarisatie onder alumni MANP en in overleg met verpleegkundig specialisten vastgesteld wat de meest voorkomende puncties zijn zodat de scholing en gebruikte casuïstiek daarop gericht kan worden.
 
Doelgroep:
  • verpleegkundig specialisten preventieve zorg
 
Bijeenkomst:    2 uur (exclusief voorbereiding)
Voorbereiding: 4 uur

Toetsing:           
De onderdelen heelkundige handelingen, puncties, katheterisaties, endoscopie worden tegelijk getoetst na afronding van de bijeenkomsten.
 
Leerdoelen:
de verpleegkundig specialist
  • Kan benoemen in welke vene of arterie een punctie uitgevoerd kan worden en dit toelichten;
  • Kan benoemen wat de redenen zijn om voor een bepaalde vene of arterie te kiezen om de punctie uit te voeren;
  • Kan benoemen hoe een Allen-test wordt uitgevoerd;
  • Kan de indicaties voor een venapunctie en/of arteriepunctie benoemen en toelichten;
  • Kan contra-indicaties voor een venapunctie en/of arteriepunctie benoemen en toelichten;
  • Kan complicaties van een venapunctie en/of arteriepunctie benoemen en beredeneren hoe deze voorkomen  kunnen worden;
  • heeft kennis van de anatomie en functie van het bot;
  • heeft kennis van de fysiologie van de hematopoëse;
  • weet op welke plaatsen een beenmergpunctie verricht kan worden met de voor-en  nadelen;
  • weet het verschil tussen beenmergaspiraat en beenmergbiopt en wanneer beiden  gedaan kunnen worden;
  • heeft kennis van de indicaties van een beenmergpunctie en weet wat de oorzaken en  verschijnselen van de ziektebeelden inhoud;
  • heeft kennis van de werkwijze bij een beenmergpunctie:
  • weet wat bloody tab en dry tab inhoud en kent de oorzaken er van;
  • heeft kennis van de contra-indictie voor een beenmergbiopt;
  • heeft kennis van de complicaties die kunnen optreden;
  • heeft kennis van de anatomie en fysiologie van de hersenvliezen, hersenvocht en liquorcirculatie;
  • heeft kennis van de anatomie van het ruggenmerg;
  • heeft kennis van de indicaties van een lumbaalpunctie en weet wat de oorzaken en verschijnselen van de ziektebeelden inhoud;
  • heeft kennis van de werkwijze bij een lumbaalpunctie:
  • heeft kennis van de plaatsen war een lumbaalpunctie kan worden verricht;
  • heeft kennis van de contra-indicaties voor een lumbaalpunctie;
  • heeft kennis van de gevolgen van een lumbaalpunctie bij intracraniële drukverhoging;
  • heeft kennis van de complicaties van een lumbaalpunctie en hoe deze te voorkomen  en te behandelen;
  • Weet welke onderzoeken in de liquor kunnen worden verricht;

Voorbereiding:
De deelnemer ontvangt uiterlijk 6 weken voor aanvang van de scholingsdatum literatuur gericht op de leerdoelen en op begripsvorming van bevoegdheid/bekwaamheid en neemt deze ter voorbereiding door.
 
Werkvorm:       
Interactief werkcollege aan de hand van praktijkgerichte casuïstiek waarbij anatomie en pathofysiologie bij de bespreking van de casuïstiek wordt behandeld.   
            
Toetsing:          
  • 100% aanwezigheid is verplicht;
  • multiple choice kennistoets volgens toetsingskader Hogeschool Utrecht;
  • de deelnemer ontvangt na positieve afronding van de scholing een bewijs van deelname en een verklaring van de MANP hoofdopleider.

Accreditatie:    
Dit aanvullend scholingsprogramma telt mee in het kader van de herregistratie als verpleegkundig specialist. Zie voor details informatie op de website van het RSV. 

 
D.     Katheterisaties
Een katheterisatie is een handeling waarbij een katheter wordt ingebracht in een bestaande lichaamsopening om vocht af te nemen of toe te dienen. Bij inventarisatie onder alumni MANP en in overleg met verpleegkundig specialisten vastgesteld wat de meest voorkomende katheterisatie de blaaskatheterisatie is. 
De basisopleiding verpleegkunde bevat standaard de kennis en vaardigheid gericht op blaaskatheterisatie zijnde het inbrengen, verzorgen en verwijderen van de blaaskatheter. Omdat het hier gaat om het opfrissen van kennis en het indiceren van de voorbehouden handeling richt dit onderdeel van de scholing zich specifiek op onderstaande doelen.
 
Doelgroep:
  • verpleegkundig specialisten preventieve zorg
 
Bijeenkomst:     1 uur (exclusief voorbereiding)
Voorbereiding:  2 uur

Toetsing:           
De onderdelen heelkundige handelingen, puncties, katheterisaties, endoscopie worden tegelijk getoetst na afronding van de bijeenkomsten.
 
Leerdoelen:
de verpleegkundig specialist
  • heeft kennis van de anatomie van blaas en urinewegen van de man en de vrouw;
  • heeft kennis van de indicatie, werking en complicaties van een blaaskatheter;
  • kan benoemen welke informatie in voorbereiding, bij uitvoering en in nazorg bij inbrengen van een blaaskatheter relevant is voor de patiënt en zijn omgeving;
 
Voorbereiding:
De deelnemer ontvangt uiterlijk 6 weken voor aanvang van de scholingsdatum literatuur gericht op de leerdoelen en op begripsvorming van bevoegdheid/bekwaamheid en neemt deze ter voorbereiding door.
 
Werkvorm:       
Interactief werkcollege aan de hand van praktijkgerichte casuïstiek waarbij anatomie en pathofysiologie bij de bespreking van de casuïstiek wordt behandeld.

Toetsing:          
  • 100% aanwezigheid is verplicht;
  • multiple choice kennistoets volgens toetsingskader Hogeschool Utrecht;
  • de deelnemer ontvangt na positieve afronding van de scholing een bewijs van deelname en een verklaring van de MANP hoofdopleider.
 
Accreditatie:    
Dit aanvullend scholingsprogramma telt mee in het kader van de herregistratie als verpleegkundig specialist. Zie voor details informatie op de website van het RSV. 


E.     Endoscopie
Endoscopie (letterlijk vertaald: binnenin kijken) is het bekijken van inwendige holle organen (zoals neus, slokdarm, maag, dunne darm, dikke darm) met als instrument een endoscoop.  Daarbij richt dit onderdeel van de scholing zich op onderstaande doelen.
 
Doelgroep:
  • verpleegkundig specialisten preventieve zorg
 
Bijeenkomst:       1 uur (exclusief voorbereiding)
Voorbereiding:   2 uur
​
Toetsing:           
De onderdelen heelkundige handelingen, puncties, katheterisaties, endoscopie worden tegelijk getoetst na afronding van de bijeenkomsten.
 
Leerdoelen:
de verpleegkundig specialist
  • heeft kennis van de anatomie van het gastro-intestinaal systeem;
  • heeft kennis van de indicatie, werking en complicaties van endoscopie;
  • kan benoemen welke informatie in voorbereiding, bij uitvoering en in nazorg bij endoscopie relevant is voor de patiënt en zijn omgeving;
 
Voorbereiding:
De deelnemer ontvangt uiterlijk 6 weken voor aanvang van de scholingsdatum literatuur gericht op de leerdoelen en op begripsvorming van bevoegdheid/bekwaamheid en neemt deze ter voorbereiding door.
 
Werkvorm:       
Interactief werkcollege aan de hand van praktijkgerichte casuïstiek waarbij anatomie en pathofysiologie bij de bespreking van de casuïstiek wordt behandeld.  
             
Toetsing:          
  • 100% aanwezigheid is verplicht;
  • multiple choice kennistoets volgens toetsingskader Hogeschool Utrecht;
  • de deelnemer ontvangt na positieve afronding van de scholing een bewijs van deelname en een verklaring van de MANP hoofdopleider.
 
Accreditatie:    
Dit aanvullend scholingsprogramma telt mee in het kader van de herregistratie als verpleegkundig specialist. Zie voor details informatie op de website van het RSV.